Ondergroei
Op ontdekkingstocht door de wereld van de schurk
Ondergroei is de titel van het boek waaraan ik werk. In de biologie is het een verzamelnaam voor alle planten die onder de boomlaag groeien; denk aan struiken, kruiden, mossen. Wat het boek betreft staat het ook voor de ontwikkeling van een onderkruipselig schurkje. In woorden en prenten vertel ik over de wonderbaarlijke kiemkracht van ontluikend leven, dat zich door aardkorsten, wortelkooien, verstikkende moederarmen en weerbarstige rolpatronen omhoog werkt. Dat in een bijzonder donkere omgeving toch het summier aanwezige licht vangt, om op een eigen wijze tot bloei te komen.
Ik had wat van de onbezonnenheid van de schurk nodig om aan dit project te beginnen. En gaandeweg kwamen zijn scherpe tanden ook van pas bij het blijven vastbijten. Hoe meer ik me verdiepte in de achtergrond van de schurk, hoe meer ik aan het dwalen raakte in dat schijnbaar ondoordringbare woud waardoor hij wordt omgeven. Net als de schurk liet ik de gebaande paden links liggen, tastte ik regelmatig in het duister en struikelde ik via omwegen en valkuilen van de ene fabelachtige ontmoeting naar de volgende wonderbaarlijke ontdekking. Het proces vertoont sterke gelijkenissen met een imaginaire tocht door het schurkenbos. Ik neem je mee.
Op pad - een aanleiding en een vertrekpunt
Wanneer het idee voor een nieuw boek precies geboren wordt, kan ik niet achterhalen. Wel weet ik precies vanuit welke motivatie de eerste ideeën ontstaan. Die motivatie gaat over een behoefte een eigen wereld vorm te geven, en een door een liefde voor boeken ingegeven voorkeur die wereld te vangen in inkt op papier. Met mijn debuut Schobbejacques en de 7 geiten (handgemaakte editie in eigen beheer, 2014 en in offset uitgegeven door Loopvis, 2015) werd een zaadje geplant voor een tweede boek. In de jaren erna bleven de ideeën en ingrediënten rondom de schurkenwereld zich aandienen en zo groeide de wens en de noodzaak deze wereld verder uit te bouwen.
Als je zo’n onderwerp bij je draagt, dan beïnvloedt het je waarnemingen. Online ontdek je de meest onwaarschijnlijke orchideeën en in de nabije natuur stuit je herhaaldelijk op nachtschade bij klaarlichte dag. Met een beetje zwammen in een virtueel mycelium vind je in het rot en verderf ook een vruchtbare voedingsbodem. Een onverwacht treffen met een prikkelend woord, de toevallige kleurcombinatie van een stapel kleren, onweerstaanbare materialen en technieken onder je vingers, een ontroerende houding van iemand die je niet kent maar wel ziet… Onderweg blijven indrukken aan me hangen als de zaadbollen van de grote klis. Met hun kleverige haakjes klitten ze samen tot één grote verzameling inspiratie die mijn verhaal voedt.
En dan komt er een moment dat de ideeën vaste vorm willen krijgen, geen genoegen meer nemen met hun fluïde bestaan in mijn hoofd en de voorzichtige aantekeningen op rondslingerende enveloppen en theezakjes. Soms komt het voor dat een verhaalelement zich helder aan mij opdringt, en dan kan ik het vrij snel vangen in een schets. Maar meestal is mijn hoofd een vergaarbak vol ongrijpbare beelden, sferen en kleuren. Het is voor mij steeds weer een enorme opgave om van het dagdromen over deze beelden over te stappen naar het witte blad. Want een snelle potloodtekening doet vaak geen recht aan hetgeen ik voor ogen heb. Gevolg is dat het beeld in mijn hoofd verzwakt en de onvolwaardige schets de nieuwe werkelijkheid wordt. Een heel wankele situatie. Om dit te omzeilen, probeer ik mijn ideeën concreter te maken door ze op alternatieve manieren vast te leggen. Ik leg een werkboek aan, dat fungeert als een extern geheugen: ik verzamel en rangschik er mijn gedachtes en ideeën. Een werkboek is gevuld met plaatjes, schetsen, aantekeningen, drukproeven, kleurkeuzes, knipsels en materiaalstalen. Het zijn visuele notities die me inzicht geven over wat ik met het project hoop te bereiken.
Gespreide bedjes - pionieren op een vruchtbare voedingsbodem
De plannen kregen eind 2016 hun eerste concrete vorm bij het aanschrijven van het Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie. Bij deze organisatie vroeg ik een subsidie aan om een periode in financiële onbezorgdheid aan mijn boek te kunnen werken.
Aanvankelijk dacht ik technisch te kunnen voortborduren op de keuzes die ik eerder al maakte voor Schobbejacques en de 7 geiten. Ik was me ervan bewust dat ik met dit project weinig houvast had aan kaders die in dit vak vaak door anderen worden bepaald. Die vrijheid is me lief, en een reden om dit project te starten. De toekenning van de subsidie maakt die vrijheid ook mogelijk. Ik zou losgaan op de inhoud van het verhaal en de boekvormgeving. Maar ik wist dat ik mezelf daarin wat kaders moest opleggen, en ik koos er in eerste instantie voor om hetzelfde formaat en dezelfde illustratietechnieken als mijn debuut aan te houden.
Maar bloed kruipt waar het niet kan gaan en ik maakte kennis met een specifieke monotypetechniek. Al gauw had ik in de gaten dat de mogelijkheden hiervan heel goed aansluiten bij de schurk en zijn omgeving. De techniek heeft een zekere duisterheid, die ontstaat vanuit het stapelen van meerdere, intens kleurige lagen. Je werkt vanuit het donker en brengt daar licht in aan. De texturen zijn zacht en organisch, aaibaar bijna. De schurk krijgt een vacht, het licht strijkt subtiel door het bladerdek, het mos lijkt een heerlijk zacht bed. Om toch hier en daar wat stevige vlakken en scherpe details neer te kunnen zetten, elementen die belangrijk zijn voor mijn beeldtaal en prettig schuren in de schurkenwereld, maakte ik een combinatie met linoleumsnede. Het is geen makkelijk procédé en het duurde even voordat ik het naar mijn hand kon zetten. Nog steeds heeft het materiaal en de manier van verwerken een zekere grilligheid, het blijft een zoektocht naar hoe we tot elkaar verhouden. Een evenwichtsoefening in beheersen en loslaten.
Hoe dan ook heeft het werken in deze techniek mijn visuele vocabulaire verbreed en verdiept. En dankzij de subsidie had ik tijd voor een dergelijke zoektocht. En niet alleen het zoeken, maar ook het werken met deze arbeidsintensieve, ambachtelijke technieken, is zonder financiële steun eigenlijk ondoenbaar. Ik guts soms 20 uur aan één plaat linoleum. En het kleuren in monotype duurt meerdere dagen, áls het al in één keer goed gaat. Daar gaan nog wat dagen aan vooraf waarin ik een schets ‘vastgrijp’ en het beeld qua tekening, compositie en kleurverdeling voorbereid op de uitvoering.
Met het materiaaltechnische onderzoek van de illustraties, verhoud ik me tot het beoogde eindproduct: een boek dat industrieel zal worden geproduceerd. Want ik wil met mijn werk graag meer mensen kunnen bereiken dan het selecte publiek dat het oog en financiële middelen heeft om een handgemaakt kunstboek te kunnen waarderen. Ik stel mezelf al makend de vraag: (hoe) kunnen deze prenten worden gereproduceerd in offset? Eigenlijk ben ik dus ook al vanaf het begin met de vormgeving van het boek bezig. Formaat, papierkeuze, druk- en bindmethoden… Het boekontwerp is een evident onderdeel in het overbrengen van mijn verhaal, van de schurkenwereld.
En laten we niet vergeten dat die wereld en dat verhaal er niet zomaar opeens zijn. Daar wordt over een lange periode zorgvuldig aan geschreven en gebouwd, aan geprutst en gewriemeld, aan geschaafd en gepolijst, aan getekend en getimmerd, deels weer afgebroken en heropgebouwd, weggesmeten en omarmd. De vervlochten combinatie van tekst, beeld en vormgeving van het boek vraagt een gedegen onderzoek en een aandachtig en intensief ontwerpproces. Dat kost onmetelijk veel tijd. Van het Stimuleringsfonds kreeg ik twee jaar, en na afloop van die periode leek ik nog maar net begonnen. Een subsidie van Provincie Gelderland zorgde ervoor dat ik verder kon bouwen aan de wereld die ik net een fundament had gegeven. De ontdekkingstocht vertrok vanaf een gespreid bedje zacht en veerkrachtig mos.
Zijwegen en vluchtroutes - afleidingsmanoeuvres van het leven
Toen ik de subsidie van het Stimuleringsfonds kreeg toegewezen, dacht ik me vanaf begin 2017 volledig toe te kunnen wijden aan mijn tweede boek. Maar het leven moeide zich en in een privé zwaar jaar kreeg ik twee andere bijzondere projecten in mijn schoot geworpen, die ik beide belangrijk genoeg achtte om aan te willen nemen. Zo begon dat jaar intensief met het maken van een serie nieuwe werken, voor een solotentoonstelling bij Museum Arnhem. Een eervolle aangelegenheid, die me niet in de koude kleren ging zitten. Toen de tentoonstelling werd geopend, had ik meerdere maanden nodig om te bekomen van het scheppen in uitdagende omstandigheden. Vervolgens lag er een tekst te wachten en de laatste maanden van dat jaar en de eerste van 2018 maakte ik illustraties voor Volle Muil (i.s.m. Tom Marien en uitgeverij Loopvis). Toen dat werk erop zat, was het nog te vroeg om meteen door te stomen naar het volgende boek. Het blijkt dat ik na grote projecten tijd nodig heb om te herstellen van het intensieve proces. Nóg een keer zo’n traject induiken, ik ben toch niet gek?! Ja natuurlijk wel, want in tuin er weer in, met open ogen en een scheef lachje op mijn mond. Ik weet heus wel wat ik mezelf aan doe. En tegelijk is er dat vreselijk optimistisch onderschatten. Het zal de enige manier zijn om mezelf klaar te maken voor de marathon. Zodat ik in ieder geval begin. Verderop in het proces is er andere mentale doping die me op de been moet houden. Maar die waarheid verzwijg ik wijselijk tegenover mezelf.
En zo kwam het dat ik met vertraging, maar een hoop ervaringen rijker, in de loop van 2018 begon met de eerste concrete aanzetten van Ondergroei, die op dat moment nog geen titel had. Er zouden (en zullen ongetwijfeld) nog meer werkzaamheden aan andere projecten opduiken op de route van mijn eigen boek. Opdrachten die ik doe vanwege pret, prestige en/of poen. Omdat ik denk dat iets wel even tussendoor kan, omdat ik snak naar een ander onderwerp, of een samenwerking, naar de bevrediging van snel(ler) resultaat, omdat mijn ondernemerschap erom vraagt, omdat het stiekem wel even oplucht om een moeilijke hobbel nog even niet te hoeven nemen. Omdat ik echt echt echt zekerweten weet dat het me zal inspireren, zodat ik me daarna met hernieuwde energie en een frisse blik weer aan mijn monsterklus zal weiden. Althans, zo praat ik voor mezelf recht wat krom is, en buig ik zijwegen en vluchtroutes om richting het rechte pad dat me moet leiden tot het beoogde eindresultaat.
Dwalen en verdwalen - Ieder zijn val, ieder zijn kuil.
Het schurkenwoud is vol valkuilen. Zit je eenmaal in zo’n kuil, dan zijn er verschillende opties. De eerste reactie is proberen eruit te krabbelen. Dat is als bergbeklimmen, maar dan zonder het gevoel dat je de wereld overziet. Je kunt ook proberen er een tijdje te verpozen. Je ogen laten wennen aan het duister, de kuil verkennen, zien hoe goed hij je past, hoe mooi de wanden aansluiten en jouw grenzen definiëren. Nog een mogelijkheid is de kuil dieper graven, of wijder. Een tijdje flink wroeten in de weerbarstige aarde, het schurende zand in je pels vertrouwen op zijn wassende en polijstende werking. Kijken wat je onderweg tegenkomt aan ander leven onder de grond, of aan verborgen schatten. En misschien wel zo’n ondoorgrondelijke ondergrondse uitweg vinden.
Mijn allergrootste valkuilen, en steevast op mijn route in het maakproces van de tofste projecten: perfectionisme, de lat hoog, de ideeën uitgebreid. Eerst heel enthousiast worden van mijn eigen plannen en dan bang worden dat ik ze niet uitgevoerd krijg. De ideeën die ik heb, zijn heel sterk en dwingend bijna. Vooral aan het einde van een dag, of het begin van een nacht, als ik er in de schemertijd een beetje vrijblijvend over kan mijmeren. In die onbestemde tijd waarin dingen door elkaar heen beginnen te vloeien en nieuwe verbanden aangaan, raak ik overtuigd van hun kracht en hun waarde. Overdag, wanneer ik te maken krijg met de realistische, concrete situatie, wanneer die ideeën uitgevoerd kunnen worden, wanneer ze vragen om concrete stappen, dan betwijfel ik of diezelfde plannen het daglicht wel verdragen. Ze zijn allebei tegelijk aanwezig, de totale overtuiging dat ik het kan en zal uitvoeren én het niet weten hoe en of het ooit zal lukken. Die twee krachten zijn soms zo hard tegen elkaar aan het duwen dat ze elkaar blokkeren. Dat kost superveel energie en ik kom tot stilstand.
Ik ben dankbaar voor het werk dat ik in opdracht kan doen, maar eigen projecten zijn voor mij het belangrijkst en het meest dierbaar. En het spannendst. Je vraagt jezelf niet om meer van hetzelfde te maken, nee, je bent nieuwsgierig naar een nieuwe techniek, hebt je hart verloren aan een vers onderwerp, je doet onderzoek naar iets dat je eerder toevallig tegenkwam en je aandacht vraagt. Je probeert het beter te doen dan je laatste creatie. Die lat, die heb je vakkundig ver buiten je comfortzone geplaatst.
Je kunt bij een persoonlijk project niet anders dan uit je eigen leefwereld putten. En ook al heb ik tot op heden nog geen hoorntjes of scherpe tanden en staat mijn huis in een keurig straatje van een provinciestad, de schurk en zijn omgeving zijn onderdeel van mij en mijn werkelijkheid. Vanuit je binnenste creëren is jezelf laten zien, jezelf uitdagen en jezelf uitspreken. En daar heb ik een ambivalente houding in: enerzijds is er een natuurlijke behoefte tot expressie, anderzijds vind ik het ook eng. Het is precies dat onderzoek naar dat donkere stukje in mezelf dat aantrekt en afschrikt.
En zo struikel ik een beetje door de moeilijke fases in het werk. Dwaaltochten door niemandsland, het bos waar je de bomen niet van ziet, waden door een tranendal en af en toe wegzakken in een hardvochtig moeras. Aangejaagd door die aanhoudende stroom aan ideeën en wensen. Gebeten door de voldoening van het scheppen en met mijn tanden vastberaden in het project dat ik tot een goed einde zal brengen.
De valkuilen zijn dikwijls de oorzaak van uitstelgedrag. Ik gebruik externe deadlines om daar doorheen te breken (de deadlines die ik mezelf opleg werken doorgaans niet - stel je voor!). Maar een heel boek is een te groot project om met de deadline van de verschijningsdatum te kunnen tackelen. Vandaar dat ik naar een deadline toewerk, die niet haal, naar een volgende toewerk, die niet haal, naar een volgende, die niet haal… Blijkbaar moet ik een paar keer in het proces denken: nu moet het af! En dan trek ik een sprint. Om er vervolgens achter te komen dat het nog heel veel werk is en helemaal niet haalbaar. Dit vak is een intervaltraining en duursport tegelijk. In die jaren dat ik aan Ondergroei werk, heeft het boek al meerdere vormen aangenomen. Je zou dus ook kunnen zeggen dat er op al die geplande verschijningsdata een boek niet is verschenen. Horizonnen hebben nou eenmaal de neiging steeds op te schuiven.
Fabelachtige ontmoetingen met fantastische schepsels
Ik leef al sinds 2007 met de schurk en in zekere zin zijn we met elkaar vergroeid. In zijn beginjaren heb ik hem vooral als volwassen schurk leren kennen. Maar terwijl ik aan Ondergroei werk, ontmoet ik zijn jeugdige kant. Gelijktijdig verkent hij z’n plekje in zijn wereld. Ik vind het bijzonder om zijn karakter, die er vanzelfsprekend lijkt te zijn, te helpen vormgeven. We lopen hand in hand en ontdekken samen zijn verleden, heden en toekomst. Hij krijgt er familieleden bij, vrienden en vijanden, karaktertrekken worden uitgebreid en uitgediept. En terwijl we samen oplopen, verschijnen er allerhande buitenissige schepsels op ons pad.
Je loopt ze spontaan tegen het lijf wanneer je niet op zoek bent, of je geeft welbewust gestalte aan je eigen hersenschimmen. Eerst zijn het de monsters in je hoofd, dan ontdek je dat je kunt dansen met je schaduw, en tenslotte heb je je omringd door een familie van zielsverwanten waarmee je een feestje op papier bouwt. Je bevraagt ze en je laat hen spreken. Ze overrompelen je met hun eigen willen wezen. En als je het echt hebt getroffen, zingen ze zichzelf los van de pagina naar de gedachtenruimtes en hartenkamers van de lezer die hen ontmoet.
Het zijn niet alleen deze ontmoetingen met fantastische schepselen die me drijven tot dit werk. Ook het kijken naar de wereld om me heen, met de blik vanuit het boek, is een dierbaar aspect van het proces. Het is alsof alle visuele, talige en emotionele impulsen die binnenkomen door een fijnmazige zeef gaan, waarin inspiratie wordt gescheiden van ‘gewone’ informatie. Tijdens mijn struintochten geniet ik van de kleuren en vormen of de naam van een paddenstoel, mos of orchidee. Het is bevredigend wanneer ik dat genieten vaste vorm kan geven in een eigen bewerking in woord of beeld. En door mijn vondst uit de werkelijkheid een plekje te geven in het boek, hoop ik de lezer via mijn blik zijn waarnemingen buiten het boek te intensiveren.
De open plek - tijd voor reflectie en heroriëntatie
Ik sta nu op een open plek in het bos. Het is er licht en het geeft me lucht voor een adempauze. Ik neem de stand in me op en zie welk werk is verzet. Het schurkenbos staat stevig aangeplant, en hier en daar groeit het al weelderig. Ik zie ook de voorzichtige treden van het jonge schurkje in deze wereld. De afgelopen periode volgde ik geen vaststaande route, ik navigeerde op gevoel en stuurde bij wanneer nodig. Als ik straks de open plek verlaat, weet ik welk pad ik kan inslaan. Ik zal dat pad zelf moeten vrijmaken met een kapmes, er zullen kuilen en obstakels in de weg zitten en hier en daar zal een wortel gemeen pootje haken. Maar de richting staat vast en met stampende voeten zal ik het pad vereffenen.
Het staan op deze open plek is tegelijk ook kwetsbaar. Het bos kan mij in alle veiligheid bespieden, maar voor mij is er geen bescherming. Heb je er wel eens over nagedacht, dat wanneer een boek verschijnt, het werk van de auteur er al eventjes op zit? Ik vond het tot nu toe wel fijn dat ik tussen het werken en de boekpresentatie wat tijd had om het maakproces van me af te schudden en me opnieuw te verhouden tot het werk, in de concrete vorm die het dan heeft gekregen. Afgezien van een omslag en eventueel een fragment in de aanbiedingsbrochure van de uitgeverij, is het niet gebruikelijk voor de verschijning al materiaal van een boek te delen. Maar in dit geval besluit ik dat wel te doen. Want, ik besef dat het nog een poos zal duren voordat ik Ondergroei in kant en klare vorm ter wereld breng. En met sommige woorden of beelden leef ik al een tijdje in kluizenaarschap. Ik voel de behoefte te delen in hetgeen me nú bezig houdt. Het voelt naakt, omdat het nog niet in de juiste vorm gestoken zit. Maar tegelijkertijd zie ik ook de rijpheid, en de juistheid van dit moment om mijn werk naar buiten te brengen. Ik prent mezelf in dat ook onaf werk en gaande processen het daglicht kunnen verdragen.
De schurk zal zich nu terugtrekken in zijn hol voor een winterslaap. Ondergroei blijft in de komende maanden vooral sluimerend aanwezig in de onderstromen van mijn bewustzijn. Ik mag ondertussen aan een ander mooi project werken en doe daarmee energie op om het schurkenwoud later te doen opbloeien. Ik wacht ongeduldig op het voorjaar, wanneer de eerste bolgewassen hun kopjes boven de grond zullen steken, nieuwe scheuten zich uitstrekken en de schurk stiekem lijkt te zijn gegroeid, klaar om zijn terrein te veroveren.